De techniek die hiervoor is besproken, is onder normale omstandigheden prima toepasbaar. Maar soms heb je te maken met bijzondere omstandigheden die het doorrollen van de step bemoeilijken. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer je harde tegenwind hebt of wanneer je tegen een dijk, brug of heuvel moet opklimmen.
Onder dergelijke omstandigheden merk je dat je natuurlijke pendelbeweging niet meer goed werkt. Door het relatief trage beentempo kun je dan tussen twee afzetmomenten bijna stil komen te staan. Het is dan zaak om je beentempo te verhogen. Je moet dan proberen vaker af te zetten, zodat je goed kunt blijven doorrollen.
Normaal gesproken beweegt je been een beetje zoals de slinger van een klok, waarbij de lengte van de slinger het natuurlijke slagtempo bepaalt. Maar onder zware omstandigheden gaat je been bij een natuurlijk slagtempo te traag omhoog en duurt het te lang voordat de volgende afzet komt. Dit kun je oplossen door het maken van een fietsende beweging.
Bij fietsen op de step maakt je been niet de pendelbeweging die we hiervoor hebben beschreven, maar een ronddraaiende beweging. Na je reguliere afzet trek je je onderbeen omhoog, zodat de hak richting je bil gaat. Vervolgens draai je dit ingeklapte been naar voren, trek je je knie omhoog en maak je de volgende afzet.
Met deze ronddraaiende beweging zit er minder tijd tussen twee afzetten. Een ingeklapt been is korter, waardoor je je been sneller naar voren kunt krijgen. Immers, hoe korter de pendel, hoe sneller deze heen en weer beweegt. Normaal rijden steppers met 35 à 45 slagen per minuut, maar bij klimmen kan dat vlot oplopen naar 60 à 80 slagen per minuut.
De fietsbeweging is uiteraard veel vermoeiender dan de reguliere stepbeweging. Daarom zul je vaker van been moeten wisselen. Onder normale omstandigheden is 5 tot 10 slagen per been normaal, maar op een steile klim of bij forse tegenwind wordt wel na elke 2 of 3 slagen van been gewisseld. Om de vaart er goed in te houden moet je dan snel wisselen. Daarom zie je dat veel steppers onder dergelijke omstandigheden de sprongwissel toepassen. Wissels oefenen is dus belangrijk.
Aandachtspunten:
- Verhoog je beentempo en je wisselfrequentie
- Blijf je afzetvoet op de juiste plek neerzetten en zet achterwaarts af
In de praktijk wisselen de omstandigheden zich niet af tussen “normaal” en “zwaar”. Vaak zitten de omstandigheden er tussenin: een beetje tegenwind, een licht klimmetje, enz. Daarom zul je vaak proefondervindelijk moeten uitvinden wat voor jou de beste steptechniek is. Je kunt namelijk enigszins variëren in beentempo, wisselfrequentie en de mate waarin je been intrekt en in de richting van een fietsende beweging gaat.
Zeer steile klimmetjes
Bij zeer steile klimmetjes van misschien wel 15% tot 20% of nog steiler, lukt het ook niet meer om met een fietsende beweging een afzettempo te halen waarmee je nog steppend vooruitkomt. Voordat je besluit om lopend naast je step naar boven te gaan, kun je een techniek toepassen waarbij je je afzetbeen gestrekt houdt terwijl je een pompende beweging maakt met je standbeen. Op deze manier kun je een hoger afzettempo bereiken. Let erop dat je daarbij je been goed achterwaarts blijft afzetten. (zie filmpje).